| | Lied 102 | Vers 1: | De aarde lag verloren in leegte en donkerheid. Toen is het licht geboren, licht van de eeuwigheid. Het duister werd doorbroken, de dag kwam en de nacht. God heeft zijn woord gesproken en alles voortgebracht.
| Vers 2: | De wolken en de luchten, de aarde en de zee, de bomen en de vruchten, de bloemen en het vee. De lichten aan de hemel, de vogels in het gras, het water vol gewemel; God zag hoe goed het was.
| Vers 3: | Toen kwam de mens tot leven, een mens aan God gelijk. De macht werd hem gegeven over het dierenrijk. De taal werd hem tot teken, de aarde werd zijn land, aan niets zou 't hem ontbreken, want God was op zijn hand.
| |

| Lied 103 | Vers 1: | Het water steeg wel hoog, maar wonder boven wonder ging Noach niet ten onder, de ark alleen bleef droog, de ark alleen bleef droog.
| Vers 2: | De dieren gingen mee, de groten en de kleinen met Noach en de zijnen. De dieren twee aan twee. De dieren twee aan twee.
| Vers 3: | Zij dreven maanden rond. Toen ging het water zakken, de duif vond groene takken, de ark liep aan de grond. De ark liep aan de grond.
| Vers 4: | De aarde was er weer. En mens en dier mocht wonen onder de groene bomen, in vrede met de Heer. In vrede met de Heer.
| Vers 5: | De regenboog staat hoog, als teken voor de volken, Gods woorden te vertolken: het land, het land blijft droog, het land, het land blijft droog.
| |

|
|