| | Lied 112 | Vers 1: | Jona heeft God wel verstaan, maar hij stoort er zich niet aan. Jona gaat heel eigenwijs met een grote boot op reis. Maar de Heer zegt: nee, nee, nee, Jona moet naar Nineve. Maar de Heer zegt: nee, nee, nee, Jona moet naar Nineve!
| Vers 2: | Midden op de oceaan komt zijn schip in een orkaan. Jona wordt van boord gezet, maar een vis heeft hem gered Want de Heer zegt: nee, nee, nee, Jona moet naar Nineve!
| Vers 3: | Na drie dagen duisternis komt hij heelhuids uit de vis, Jona gaat nu wel op pad, naar die goddeloze stad. Want de Heer zegt: nee, nee, nee, Jona moet naar Nineve!
| Vers 4: | Nineve hoort Jona aan en de mensen zijn ontdaan: zitten neer in zak en as, dagenlang wordt er gevast. En de Heer zegt: nee, nee, nee, sparen zal ik Nineve.
| Vers 5: | Jona uit de grote vis ziet dat God vol liefde is. O, wat is die Jona kwaad, Dat de stad haar straf ontgaat. Maar de Heer zegt: nee, nee, nee, wees toch blij om nineve!
| |

| Lied 113 | Vers 1: | De koning der Perzen schreef een gebod: vanaf de dag van heden, ben ik uw koning en ook uw God: tot mij moet worden gebeden.
| Vers 2: | Maar Daniel trok er zich niets van aan. hij bad zoals alle eeuwen het volk van Israel had gedaan; en zo kwam hij bij de leeuwen.
| Vers 3: | De leeuwen diep in de leeuwekuil zijn niet op hem afgesprongen, zij bogen hun kop en hielden zich schuil; en Daniel heeft gezongen.
| Vers 4: | Hij zong voor God het hoogste lied, de leeuwen lagen te gapen. Maar koning Darius had verdriet, hij kon die nacht niet slapen.
| Vers 5: | Heel vroeg is hij naar de kuil gegaan, hij wilde het zeker weten. O Daniel, kun je mij wel verstaan of ben je opgegeten?
| Vers 6: | Nee koning, ik leef in de leeuwekuil, het is of ik sta te dromen. Een engel van God sloot de leeuwemuil en niets is mij overkomen!
| Vers 7: | Toen werden de rollen omgekeerd, een nieuw gebod werd gegeven, en Israels God werd hoog geeerd, die Daniel deed leven.
| |

|
|