| |
Lied 116 |
Vers 1: | Herders, heb je 't wel verstaan: Christus is geboren. Herders, laat je schaapjes gaan, hoor de englenkoren zingen nu het hoogste lied: God vergeet de mensen niet. Laat je kudde alleen, ga naar Bethlehem ineen kribbe moet je zoeken 't kindje in de doeken.
|
Vers 2: | Wijzen, heb je 't wel verstaan: Christus is geboren. Tussen zon en tussen maan is zijn ster gaan gloren. Trek nu naar dat verre land, met geschenken in je hand. Hoe de reis zal gaan wijst de ster wel aan. In een kribbe miet je zoeken 't kindje in de doeken.
|
Vers 3: | Mensen, heb je 't wel verstaan: Christus is geboren. 't Lieve leven vangt nu aan voor wie hem behoren. Want de vrede van de Heer daalde op de aarde neer. Wij zijn niet alleen, ga naar Bethlehem heen. In een kribbe moet je zoeken 't kindje in de doeken.
|
|

|
Lied 117 |
Vers 1: | De wijzen, de wijzen, die gingen samen reizen, vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
|
Vers 2: | Zij volgden het teken, de dagen werden weken, dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
|
Vers 3: | O koning wil ons horen: er is een prins geboren, in 't Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?
|
Vers 4: | Herodes, hij hoorde verschrikt naar deze woorden. Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis.
|
Vers 5: | De wijzen, de wijzen, die moesten verder reizen, de ster ging als een lichtend spoor naar Bethlehem hen voor.
|
Vers 6: | Zij hebben het gevonden het kind door God gezonden, Dat koning en dat knecht wil zijn van ieder, groot en klein.
|
Vers 7: | De wijzen, die weten van sterren en planeten, die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
|
|

|