| |
Lied 117 |
Vers 1: | De wijzen, de wijzen, die gingen samen reizen, vertrouwend op een koningsster, zij wisten niet hoe ver.
|
Vers 2: | Zij volgden het teken, de dagen werden weken, dan klopt een rijke karavaan bij de paleispoort aan.
|
Vers 3: | O koning wil ons horen: er is een prins geboren, in 't Oosten is zijn ster gezien, staat hier zijn wieg misschien?
|
Vers 4: | Herodes, hij hoorde verschrikt naar deze woorden. Een koningszoon bij mij in huis? U bent beslist abuis.
|
Vers 5: | De wijzen, de wijzen, die moesten verder reizen, de ster ging als een lichtend spoor naar Bethlehem hen voor.
|
Vers 6: | Zij hebben het gevonden het kind door God gezonden, Dat koning en dat knecht wil zijn van ieder, groot en klein.
|
Vers 7: | De wijzen, die weten van sterren en planeten, die baden nu in zonnelicht en doen hun ogen dicht.
|
|

|
Lied 118 |
Vers 1: | Te Kana werd een feest gevierd, Maria was erbij. Ook Jezus wou ter bruiloft gaan. Hij was een mens als wij. Geef ons te drinken, Heer. Schenk ons uw Geest. Breng ons tesamen op uw bruiloftsfeest.
|
Vers 2: | En als er goed gedronken is komt er gebrek aan wijn. Wie zal nu voor zijn vrienden de ware wijnstok zijn? Geef ons te drinken, Heer. Schenk ons uw Geest. Breng ons tesamen op uw bruiloftsfeest.
|
Vers 3: | Maria sprak: De wijn is op, er is geen drinken meer. Wat is er tussen u en Mij? sprak Jezus onze Heer. Geef ons te drinken, Heer. Schenk ons uw Geest. Breng ons tesamen op uw bruiloftsfeest.
|
Vers 4: | Maria sprak de knechten aan als had zij 't niet gehoord. Doe alles wat hij zeggen zal, geloof Hem op zijn woord. Geef ons te drinken, Heer. Schenk ons uw Geest. Breng ons tesamen op uw bruiloftsfeest.
|
Vers 5: | En Jezus sprak de knechten aan: Vul alle kruiken maar. Toen werd voor 't eerst op aarde Zijn glorie openbaar. Geef ons te drinken, Heer. Schenk ons uw Geest. Breng ons tesamen op uw bruiloftsfeest.
|
|

|