| | Lied 124 | Vers 1: | Er is geen plaats, er is geen plaats, Zacheus is te klein. Maar haastig klimt hij in een boom, om er toch bij te zijn.
| Vers 2: | Daar zit die kleine tollenaar, daar zit hij, hoog en droog. De mensen kunnen hem niet zien, maar Jezus kijkt omhoog.
| Vers 3: | Zacheus, waarom schuil je weg, zo angstig als een muis? Zacheus, kom vlug uit je boom en breng mij in jouw huis.
| Vers 4: | Zacheus gaat met Jezus mee, de mensen zijn verrast. Zacheus is een tollenaar, en Jezus is zijn gast.
| Vers 5: | Want Jezus, die de mensen kent, Hij roept ze bij hun naam: De ware Zoon van Abraham laat niemand buiten staan!
| |

| Lied 125 | Vers 1: | Klim in de hoogste bomen, pluk alle takken kaal; de Koning onzer dromen zal naar het paasfeest komen, begroet Hem allemaal, begroet Hem allemaal.
| Vers 2: | Vertel op alle wegen, dat Hij in aantocht is. Hij brengt ons heil en zegen, geen vijand houdt Hem tegen, geen macht die sterker is. geen macht die sterker is.
| Vers 3: | Vlag met de groene twijgen en maak voor Hem ruim baan! Wij, die naar de vrede hijgen, wij kunnen niet meer zwijgen: Zijn koninkrijk breekt aan! Zijn koninkrijk breekt aan!
| Vers 4: | Gooi nu maar opgetogen de mantels op de grond: Hosanna in de hoge! Wij maken erebogen: Gezegend Hij die komt! Gezegend Hij die komt!
| |

|
|