| | Lied 127 | Vers 1: | Jezus deed de dood teniet. Zing daarom het hoogste lied. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
| Vers 2: | Vrouwen uit Jeruzalem, kwamen vroeg en zochten Hem. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
| Vers 3: | En hoe groot was hun verdriet, want zij vonden Jezus niet. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
| Vers 4: | Maar een engel sprak hen aan: Die gij zoekt is opgestaan. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
| Vers 5: | Denkt toch aan zijn eigen woord, dat gij vroeger hebt gehoord. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
| Vers 6: | Hij, die grote mensenzoon, gaat door 't graf heen naar zijn troon. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
| Vers 7: | Zoekt Hem bij de doden niet, maar zingt mee het hoogste lied. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
| |

| Lied 128 | Vers 1: | t Is feest vandaag, 't is pinksterfeest, wij staan in vuur en vlam, want Hij, die bij ons is geweest, werkt verder aan zijn plan.
| Vers 2: | Wij weten het nu zonneklaar: al ging Hij van ons heen, wat Hij belooft heeft, maakt Hij waar; wij zijn niet meer alleen.
| Vers 3: | Wij gaan op weg, de wereld rond, er is geen houden aan. De woorden gaan van mond tot mond, voor ieder te verstaan.
| Vers 4: | De wonderen zijn om ons heen, ze waaien op de wind. 't Is feest vandaag, voor iedereen: een nieuwe tijd begint!
| |

|
|