| | Lied 202 | | Vers 1: | Zet nu de deur maar open: de aarde is weer droog. Zet nu de deur maar open en laat de dieren lopen onder de regenboog.
| | Vers 2: | Zing voor de Heer der Heren: wij staan op vaste grond. Zing voor de Heer der Heren die 't water wist te keren; Hij sluit een nieuw verbond.
| | Vers 3: | Zolang de mensen leven, de aarde zal bestaan. Zolang de mensen leven zal regen zegen geven; geprezen zij Zijn naam.
| | |

| Lied 203 | | Vers 1: | Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Abraham, je moet gaan wonen in het land dat Ik zal tonen. Tel de sterren in de nacht, zo groot wordt jouw nageslacht.
| | Vers 2: | Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Ik zal jou Mijn zegen geven, je geleiden allerwegen, en de volkeren tezaam vinden zegen in jouw naam.
| | Vers 3: | Abraham, Abraham, verlaat zijn land, verlaat zijn stam! Met een woord gaat hij het wagen. Zonder verder iets te vragen staat hij op en gaat op reis, langs de weg die God hem wijst.
| | |

|
|