| | Lied 212 | | Vers 1: | Toen Jona in de walvis zat, diep in de zee beneden. Toen Jonas in de walvis zat, heeft hij tot God gebeden.
| | Vers 2: | Hij schreeuwde boven het water uit, zijn roep klonk door de golven: o God, de zee heeft mij tot buit, ik ben al haast bedolven.
| | Vers 3: | Ik zit gevangen in een vis, ik tast hier in het duister. Er is geen hoop voor mij, hier is geen mens die naar mij luistert!
| | Vers 4: | Toen Jona in de walvis zat, zo hopeloos verlaten. Toen Jona in de walvis bad, trok God hem uit het water.
| | |

| Lied 213 | | Vers 1: | Eer zij God in onze dagen, eer zij God in deze tijd. Mensen van het welbehagen, roept op aarde vrede uit. Gloria in excelsis Deo.
| | Vers 2: | Eer zij God die onze Vader en die onze Koning is. Eer zij God die op de aarde naar ons toegekomen is. Gloria in excelsis Deo.
| | Vers 3: | Lam van God, Gij hebt gedragen alle schuld tot elke prijs, geef in onze levensdagen peis en vree, kyrieleis. Gloria in excelsis Deo
| | |

|
|