| | Lied 214 | | Vers 1: | Er roept een man in de woestijn, wie zou dat zijn, wie zou dat zijn? Die man in vreemde kleren is de profeet des Heren! De mensen, overal vandaan, doopt hij in de Jordaan.
| | Vers 2: | Een stem roept in de wildernis: dat 't rijk van God in aantocht is! breek daarom met het kwade, God let op onze daden. Maak voor Hem uit een rechte baan, een weg die Hij kan gaan.
| | Vers 3: | Ook Jezus komt naar de Jordaan, tussen de mensen gaat Hij staan, en als Hij zich laat dopen, zet God de hemel open: een duif daalt uit de hoge neer op Jezus onze Heer.
| | |

| Lied 215 | | Vers 1: | Wij hebben op de fluit gespeeld en dansten hand in hand. Wij hebben op de fluit gespeeld en zongen een lied van lief en leed, maar jij stond aan de kant, maar jij stond aan de kant.
| | Vers 2: | Wij blazen weer de fluiten aan; er is een nieuw begin! Wij blazen weer de fluiten aan, kom haastig van je plaats vandaan; kom binnen in de kring!
| | Vers 3: | Wij zingen nu een nieuwe wijs en dansen hand in hand. Wij zingen nu een nieuwe wijs: ga met ons mee, wij zijn op reis naar het beloofde land!
| | Vers 4: | Het lied van ons verlangen gaat de hele wereld rond. Het lied van ons verlangen gaat door elke stad, door elke straat, tot de Messias komt!
| | |

|
|