| | Lied 217 | | Vers 1: | De golven, wild en groot, zij stormden op ons aan, ons scheepje was in nood. maar wij zijn niet vergaan.
| | Vers 2: | Want Jezus was aan boord, de storm werd overstemd door zijn betreffend woord, dat wind en water temt.
| | Vers 3: | De ze erkend' haar Heer, in al Zijn heerlijkheid. De golven knielden neer voor zoveel majesteit.
| | |

| Lied 218 | | Vers 1: | Kleine dochter van Jairus ben je van het spelen moe? Kleine dochter van Jairus zijn voor goed je ogen toe? Hoor, je vader roept een man, die je wakker maken kan.
| | Vers 2: | Kleine dochter van Jairus, Jezus staat al voor de poort. Kleine dochter van Jairus: Jezus heeft het laatste woord. Hoor..., Hij roept je bij je naam! Het is tijd om op te staan
| | |

|
|