| | Lied 222 | | Vers 1: | Er zit een blinde bij de poort, de poort van Jericho. Hij heeft van Jezus' komst gehoord, en daarom roept hij zo: Zoon van David, kijk naar mij: Kyrieleis! Jezus, loop mij niet voorbij: Kyrieleis!
| | Vers 2: | En Jezus heeft die roep verstaan, Hij zegt niet: zwijg maar stil! Hij roept hem van zijn plaats vandaan, en geeft hem wat hij wil. Zoon van David, kijk naar mij: Kyrieleis! Jezus, loop mij niet voorbij: Kyrieleis!
| | |

| Lied 223 | | Vers 1: | Nu moet gij allen vrolijk zijn, de bomen zingen in de tuin, het lege graf verzwijgt verzwijgt het niet, de mond geopend voor een lied; Halleluja! Halleluja! Halleluja!
| | Vers 2: | De boze woorden zijn verstomd, de wereld die op adem komt, juicht met de vogels in de lucht, dat nu de nacht is weggevlucht; Halleluja!
| | Vers 3: | Geen vlammend zwaard verspert de weg, de engel die het voerde, zegt dat alle leed geleden is, en dat de Heer verrezen is; Halleluja!
| | Vers 4: | O goede engel bij het graf, de lente lost de winter af, bewaak het jonge groen en wijs de ingang van het paradijs: Halleluja!
| | |

|
|