| | Lied 227 | | Vers 1: | O lieve Heer, ik ben zo blij, de duisternis verdween, de donkere nacht is weer voorbij. Uw licht staat om mij heen.
| | Vers 2: | Dank, dat ik voor Uw aangezicht, de lieve lange dag, met alle kindren van het licht spelen en zingen mag.
| | Vers 3: | O lieve Heer, ik ben zo blij dat U mij steeds omringt. U bent niet ver, U bent dichtbij, dichtbij elk mensenkind.
| | |

| Lied 228 | | Vers 1: | Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen, geef elkaar een hand, je bent niet alleen. Want wij moeten samen delen, samen zingen, samen spelen. Ook al zijn wij nog maar klein: Samen spelen is pas fijn!
| | Vers 2: | Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen, wij zijn in de wereld niet alleen. God kent ieder kind bij name, zeg maar ja en zeg maar amen. Ook al zijn we nog maar klein, God wil onze Vader zijn.
| | |

|
|