| | Lied 228 | | Vers 1: | Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen, geef elkaar een hand, je bent niet alleen. Want wij moeten samen delen, samen zingen, samen spelen. Ook al zijn wij nog maar klein: Samen spelen is pas fijn!
| | Vers 2: | Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen, wij zijn in de wereld niet alleen. God kent ieder kind bij name, zeg maar ja en zeg maar amen. Ook al zijn we nog maar klein, God wil onze Vader zijn.
| | |

| Lied 229 | | Vers 1: | De vogels in de bomen, zij zingen hun lied. De vogels in de bomen verzwijgen U niet. Zij stijgen de hemel een eind tegemoet en brengen in beurtzang hun Schepper een groet.
| | Vers 2: | De engelen daarboven, zij zingen steeds door. De engelen daarboven, zij zingen ons voor. Zij loven de Heer en wij zingen hen na: Het ere zij God in de gloria.
| | Vers 3: | De mensen op de aarde, zij krijgen pas stem wanneer zij weer gaan zingen ter ere van Hem, die steeds met Zijn liefde het leven bekroont, en die op het lied van zijn kinderen woont.
| | |

|
|