| |
Lied 302 |
Vers 1: | Jacob gaat terug naar huis, nog een dag, dan is hij thuis. Hou zou Esau hem ontvangen? Met het uur wordt Jacob banger. Als de zon ten onder gaat, krijgt hij het gewoon te kwaad.
|
Vers 2: | Jacob worstelt in de nacht met een vreemde sterke macht. Hij laat zich niet overwinnen ook al is hij bang van binnen. Hij vecht tot het morgenlicht en dan is zijn heup ontwricht.
|
Vers 3: | als de vreemde hem verlaat in de vroege dageraad, houdt hij hem manmoedig tegen en hij vraagt hem om een zegen. Naar de vreemde kijkt hem aan en vraagt Jacob naar zijn naam.
|
Vers 4: | Jacob is je oude naam, jij heet Israel voortaan. Want met God heb je gestreden, overwonnen en gebeden. 's Heren zegen rust op jou. Stralend rijst de zon in 't blauw.
|
|

|
Lied 303 |
Vers 1: | Die de vijand heeft verslagen zonder paard en zonder wagen, zonder leger sterk en groot maar met God als bondgenoot. Dit is het lied van de man die overwon, Dit is het lied van Gideon. Gideon.
|
Vers 2: | Met bazuinen en met kannen wapent Gideon zijn mannen, hij deelt fakkels uit en waakt tot de sterke vijand slaapt. Dit is het lied van de man die overwon, dit is het lied van Gideon. Gideon.
|
Vers 3: | Middernacht geeft hij een teken, fakkels branden, kruiken breken, de bazuinen klinken luid en de vijand schreeuwt het uit. Dit is het lied van de man die overwon, Dit is het lied van Gideon. Gideon.
|
Vers 4: | De soldaten van het leger moeten lopen voor hun leven. Israel juicht opgelucht nu de sterke vijand vlucht. Dit is het lied van de man die overwon, Dit is het lied van Gideon. Gideon.
|
Vers 5: | Zo wordt Midian verslagen, zonder paard en zonder wagen, zonder leger sterk en groot, maar met God als bondgenoot. Dit is het lied van de man die overwon, Dit is het lied van Gideon. Gideon.
|
|

|