Dordse Leerregels
 
Lied 141
Vers 1:Dankt, dankt nu allen God
met hart en mond en handen,
die grote dingen doet
hier en in alle landen,
die ons van kindsbeen aan,
ja, van de moederschoot,
zijn vaderlijke hand
en trouwe liefde bood.

Vers 2:Die eeuwig rijke God
moog' ons reeds in dit leven
een vrij en vrolijk hart
en milde vrede geven.
Die uit genade ons
behoudt te allen tijd,
is hier en overal
een helper die bevrijdt.

Vers 3:Lof, eer en prijs zij God,
die troont in 't licht daarboven.
Hem, Vader, Zoon en Geest
moet heel de schepping loven.
Van Hem, de ene Heer,
gat het verleden blijk,
het heden zingt zijn eer,
de toekomst is zijn rijk.

 
naar boven

Lied 142
Vers 1:Een vaste burcht is onze God,
wie aanvalt zal Hij weren.
Bij Hem, het hooggelegen slot,
kan geen gevaar ons deren.
Steeds dreigt nog wraak
Gods vijand, de draak.
Zijn wapentuig is
de tirannie en list:
hij toont zich heer en meester.

Vers 2:Geen mensenkind kan hem verslaan;
't was gauw voor ons verloren,
als Hij niet in de bres zou staan,
de Held door God verkoren.
Die Heiland, u weet
dat Hij Christus heet,
de Heer, groot in kracht,
staat boven elke macht:
Gods koninkrijk gaat komen.

Vers 3:Als boze geesten in de lucht
ons leven hier belagen,
weest voor hun woede niet beducht:
voor ons komt vrede dagen.
Hoe satan zich weert,
boosaardig regeert,
zijn rijk wordt verstoord:
eens zal een enkel woord
hem in de afgrond storten.

Vers 4:Het Woord - dat zal men laten staan
en niets daarbij bedenken.
Die zelf het Woord is, voert ons aan,
zijn Geest zal krachten schenken.
Rooft men eer en goed
ja, vrouw, kind en bloed,
het baat satan niet:
God, die ons offer ziet,
doet ons zijn rijk beā€°rven.

 
naar boven



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 182
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder