Dordse Leerregels
 
Lied 144
Vers 1:Heer God, wij allen loven U
met engelen en machten nu.
Zij zingen in het hemelblauw
rondom uw troon zoals vanouds.

Vers 2:Zoals de zee het land begroet
in wisselzang van eb en vloed,
zo houden zij uit alle macht
de lofzang gaande dag en nacht.

Vers 3:Zij spelen voor Gods aangezicht
een heilig spel van klank en licht.
Zij gaan ter aarde uit, hun oor
geeft aan Gods stem altijd gehoor.

Vers 4:De zwarte engel van de nacht,
de vader van de jammerklacht,
die stenen geeft in plaats van brood,
hij voert de wereld naar de dood.

Vers 5:Zijn oogmerk is van het geloof
ons los te maken, blind en doof
voor Christus’ woord, de tegengeest
is hij van oudsher al geweest.

Vers 6:Maar meer dan list en overmoed
is engeltrouw, de Heer behoedt
die onder zijn bescherming staan:
Gods kindren kunnen veilig gaan.

Vers 7:Aan God de Vader gloria,
aan Christus Lam van Golgota
en aan de Trooster alle eer.
Glorie aan God de ene Heer.

 
naar boven

Lied 145
Vers 1:Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam,
die U ons noemt door sterren zon en maan.
Hemel en aarde spreken wijd en zijd,
tonen het wonder van uw heerlijkheid.

Vers 2:Heer, onze God, die aard' en hemel schiep,
zeeën en land met macht tevoorschijn riep,
wat zijn wij, mensen, dat U aan ons denkt
en ons uw heerlijkheid en luister schenkt?

Vers 3:U komt ons, Heer, in Christus tegemoet,
U geeft ons, Heer, verlossing door zijn bloed.
U roept ons mensen in uw heerlijkheid:
leven om Jezus' wil in eeuwigheid.

Vers 4:Daarom zal, Heer, ons lied een loflied zijn,
dat in ons zingt met eindeloos refrein.
Prijzend uw liefde, heffen wij het aan:
Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam.

 
naar boven



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 182
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder