Dordse Leerregels
 
Lied 165
Vers 1:Machtig God, sterke Rots,U alleen bent waardig.
Aard en hemel prijzen U, glorie voor uw naam.

Vers 2:Lam van God hoogste Heer, heilig en rechtvaardig,
Stralend licht, Morgenster, niemand is als U.

RefreinPrijst de Vader, prijst de Zoon,
Prijst de geest die in ons woont,
Prijst de Koning der heerlijkheid,
Prijst Hem tot in eeuwigheid.

 
naar boven

Lied 166
Vers 1:Op bergen en in dalen,
ja overal is God.
Waar wij ook immer dwalen,
of toeven, daar is God.
Waar mijn gedachten zweven
of stijgen daar is God.
Omlaag of hoog verheven,
ja, overal is God.

Vers 2:Zijn trouwe Vaderogen,
zien alles van nabij.
Wie steunt op Zijn vermogen,
die dekt en zegent Hij.
Hij hoort de jonge raven,
bekleedt met gras het dal,
heeft voor elk schepsel gaven,
ja, zorgt voor ’t gans heelal.

RefreinPrijst de Vader, prijst de Zoon,
Prijst de geest die in ons woont,
Prijst de Koning der heerlijkheid,
Prijst Hem tot in eeuwigheid.

Vers 3:Gij, aardrijks bont gewemel,
al wat in 't water leeft,
of onder zijnen hemel
hoog in het luchtruim zweeft,
gij, alle zijne werken,
ontdekt, bij dag en nacht,
in 't voeden, hoeden, sterken
de goedheid zijner macht

Vers 4:Roem, christen, aan mijn linker-
en rechterzijd' is God!
Waar 'k macht'loos nederzinke
of bitter lijd', is God!
Waar trouwe vriendenhanden
niet redden, daar is God!
In dood en doodse banden,
ja, overal is God.

RefreinPrijst de Vader, prijst de Zoon,
Prijst de geest die in ons woont,
Prijst de Koning der heerlijkheid,
Prijst Hem tot in eeuwigheid.

 
naar boven



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 182
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder