Dordse Leerregels
 
Lied 174
Vers 1:Zo vriendelijk en veilig als het licht
zo als een mantel om mij heen geslagen
zo is Mijn God, ik zoek Zijn aangezicht
ik roep Zijn naam, bestorm Hem met mijn vragen,
dat Hij mij maakt, dat Hij mijn wezen richt.
Wil mij behoeden en op handen dragen.

Vers 2:Want waar ben ik, als Gij niet wijd en zijd
waakt over mij en over al mijn gangen.
Wie zou ik worden, waart Gij niet bereid
om, als ik val, mij telkens op te vangen.
Ik leef niet echt, als Gij niet met mij zijt.
Ik moet in lief en leed naar U verlangen.

Vers 3:Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Ontsteek die vreugde die geen einde heeft,
wil alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.

 
naar boven

Lied 175
Vers 1:Onze hulp is in de naam van de HERE,
die hemel en aarde gemaakt heeft.

 
naar boven



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 182
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder