|  |  | 
| Lied 60 | 
| Vers 1: | Lazerus van Bethanië heb jij de Heer verstaan?
 Jezus roept je uit je graf
 Alle doeken gaan eraf,
 Jij moet naar buiten gaan.
 
 Ik ben de opstanding,
 Ik ben het Leven
 Wie in Mij gelooft zal leven
 Ik ben de opstanding,
 Ik ben het leven
 Wie in Mij geloof die leeft.
 
 
 | 
| Vers 2: | Lazarus van Betanië, dit is een blijde dag:
 Marta droogt haar tranen weer
 en Maria huilt niet meer,
 omdat jij leven mag.
 
 Ik ben de opstanding,
 Ik ben het Leven
 Wie in Mij gelooft zal leven
 Ik ben de opstanding,
 Ik ben het leven
 Wie in Mij geloof die leeft.
 
 
 | 
| Vers 3: | Lazarus van Betanië, de dood is nu voorbij.
 Jezus roept je bij je naam:
 God helpt jou om op te staan.
 Hij maakt de mensen blij.
 
 Ik ben de opstanding,
 Ik ben het Leven
 Wie in Mij gelooft zal leven
 Ik ben de opstanding,
 Ik ben het leven
 Wie in Mij geloof die leeft.
 
 
 | 
|  | 
  
 
 | 
| Lied 61 | 
| Vers 1: | Nu legt Gij in de paaszaal met liefdevol geduld
 uw leven in de waagschaal
 als Gij het bekken vult.
 Een meester in gehoorzaamheid,
 zo wast Gij onze voeten,
 tot slavendienst bereid.
 
 
 | 
| Vers 2: | Gij komt om te bevrijden het volk onder de knoet.
 Op U de plaag, het lijden;
 het water wordt tot bloed.
 Gij redt van alle slavernij en reinigt ons van zonden.
 Aan U de heerschappij.
 
 
 | 
| Vers 3: | Heer Jezus die als minste neerknielde in het stof,
 het minste of geringste
 zal stralen in uw hof.
 Uw waarheid is als zonneschijn
 en glinstert in het water:
 er moet gereinigd zijn.
 
 
 | 
|  | 
  
 
 |