| |  |  |  | Lied 61 |  | Vers 1: | Nu legt Gij in de paaszaal met liefdevol geduld
 uw leven in de waagschaal
 als Gij het bekken vult.
 Een meester in gehoorzaamheid,
 zo wast Gij onze voeten,
 tot slavendienst bereid.
 
 
 |  | Vers 2: | Gij komt om te bevrijden het volk onder de knoet.
 Op U de plaag, het lijden;
 het water wordt tot bloed.
 Gij redt van alle slavernij en reinigt ons van zonden.
 Aan U de heerschappij.
 
 
 |  | Vers 3: | Heer Jezus die als minste neerknielde in het stof,
 het minste of geringste
 zal stralen in uw hof.
 Uw waarheid is als zonneschijn
 en glinstert in het water:
 er moet gereinigd zijn.
 
 
 |  |  | 
  
 
 |  | Lied 62 |  | Vers 1: | Ik ben de weg, zo zegt de Heer, de toegang tot de Vader,
 de echte Jakobsladder,
 de enige weg omhoog.
 
 
 |  | Vers 2: | Ik ben de waarheid, zegt de Heer, een mens van nieuwe waarde.
 Wie Jezus ziet op aarde
 heeft werkelijk God gezien.
 
 
 |  | Vers 3: | Ik ben het leven, zegt de Heer, het doel voor alle mensen
 is God te leren kennen,
 een andere weg loopt dood.
 
 
 |  | Vers 4: | Ik ben de weg, zo zegt de Heer, de waarheid en het leven.
 Heer Jezus wil ons geven
 die enige weg te gaan.
 
 
 |  |  | 
  
 
 | 
 |