| | Lied 38 | Vers 1: | Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid en dit alles krijgt u bovendien. Hallelu, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja, halleluja.
| Vers 2: | Men kan niet leven van brood alleen, maar van ieder woord, dat door de Heer gesproken wordt. Hallelu, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja, halleluja.
| Vers 3: | Bidt en u zal gegeven zijn. Zoekt en gij zult het zien. Klopt en de deur zal voor u opengaan. Hallelu, halleluja. Halleluja, halleluja, halleluja, halleluja.
| Vers 4: | Waar twee of drie zijn vergaderd in Mijn Naam, daar ben Ik ook in hun midden, en wat zij vragen, zal Ik voor hen doen. Hallelu, halleluja.
Halleluja, halleluja halleluja, halleluja
| |
| Lied 39 | Vers 1: | Als je bidt zal Hij je geven Als je klopt aan de deur Zal Hij opendoen Als je zoekt dan zul je 't vinden Hallulja. Halleluja, halleluja, halleluja.
| Refrein | Als je bidt zal Hij je geven Als je klopt aan de deur Zal Hij opendoen Als je zoekt dan zul je 't vinden Hallulja. Halleluja, halleluja, halleluja.
| Vers 1: | Als je de Vader vraagt om een brood Geeft Hij je zeker geen steen Al je gebeden klein of groot heus Hij vergeet er niet één.
| Refrein | Als je bidt zal Hij je geven Als je klopt aan de deur Zal Hij opendoen Als je zoekt dan zul je 't vinden Hallulja. Halleluja, halleluja, halleluja.
| Vers 2: | Als je Mijn Vader iets wilt vragen Vraag in Mijn naam Ik zal het doen Ik ben met je alle dagen Ik ben dezelfde als toe.
| Refrein | Als je bidt zal Hij je geven Als je klopt aan de deur Zal Hij opendoen Als je zoekt dan zul je 't vinden Hallulja. Halleluja, halleluja, halleluja.
| |
|
|