| |
Lied 44 |
Vers 1: | Jezus deed de dood teniet. Zing daarom het hoogste lied. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
|
Vers 2: | Vrouwen uit Jeruzalem, kwamen vroeg en zochten Hem. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
|
Vers 3: | En hoe groot was hun verdriet, want zij vonden Jezus niet. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
|
Vers 4: | Maar een engel sprak hen aan: Die gij zoekt is opgestaan. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
|
Vers 5: | Denkt toch aan zijn eigen woord, dat gij vroeger hebt gehoord. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
|
Vers 6: | Hij, die grote mensenzoon, gaat door 't graf heen naar zijn troon. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
|
Vers 7: | Zoekt Hem bij de doden niet, maar zingt mee het hoogste lied. De Heer is waarlijk opgestaan, halleluja!
|
|
|
Lied 45 |
Vers 1: | Laat de kinderen tot mij komen, alle alle kinderen. Laat de kinderen tot mij komen, niemand mag ze hinderen. Want de poorten van mijn rijk, staan voor kinderen open. Laat ze allen groot en klein bij mij binnen lopen.
|
Vers 2: | Laat de mensen tot Mij komen over alle wegen Laat de mensen tot Mij komen houdt ze toch niet tegen! Want de poorten van mijn rijk, gaan ook voor hen open, als ze aan een kind gelijk bij Mij binnen lopen.
|
|
|