Geref. Kerkboek
 
Lied 47
Vers 1:Mijn ziel verheft Gods eer;
mijn geest mag blij den Heer
mijn Zaligmaker noemen,
die, in haar lage staat,
zijn dienstmaagd niet versmaadt,
maar van zijn gunst doet roemen.

Vers 2:Om wat God heeft gedaan
zal elk geslacht voortaan
alom mij zalig spreken;
o groot geheimenis
dat mij geschonken is.
Zijn almacht is gebleken.

Vers 3:Hoe heilig is zijn Naam!
Laat volk bij volk te zaam
barmhartigheid verwachten,
nu Hij de zaligheid
voor wie Hem vreest, bereidt
door al de nageslachten.

Vers 4:Des Heren kracht is groot;
zijn arm verstrooit, verstoot
die hoog zijn in hun ogen.
Hun tronen zijn niet meer,
maar gunstrijk wil de Heer
eenvoudigen verhogen.

Vers 5:De Heer vervult met goed
uit 's hemels overvloed
der hongerigen monden.
Hij ziet geen rijken aan,
maar heeft met al hun waan
hen ledig weggezonden.

Vers 6:Hij trok Zich Isrel aan,
Hij laat niet hulploos staan
die Abrams troost verwachten.
Groot en in eeuwigheid
is Gods barmhartigheid
voor duizenden geslachten.

 
naar boven

Lied 48
Vers 1:Lof aan de God van Israel,
de HERE, die zijn volk gedenkt
en in zijn liefderijk bestel,
ons aanziet en verlossing schenkt.
Hij komt tot ons met grote kracht
en wat reeds eeuwen werd verwacht
dat wil Hij nu bewerken:
in 't huis van David, zijn verkoren knecht,
verrijst een hoorn van heil en recht,
zoals het vroeger reeds was toegezegd.

Vers 2:Van oudsher deed God ons verstaan
door heilige profetenmond,
dat Hij de vijand neer zou slaan
en naar de trouw aan zijn verbond
ons redden zou van tegenstand,
bevrijden uit de wrede hand
van allen die ons haten,
terwijl Hij steeds weer met beloften kwam,
die eens zijn dienaar Abraham
als eed van God de HERE zelf vernam.

Vers 3:Hij gaf ons uitzicht op de tijd
dat ons geen vrees meer kwellen zou,
en dat, van 's vijands juk bevrijd,
ons leven zich dan stellen zou
tot dienst aan God, in heiligheid,
oprecht van hart, Hem toegewijd.
En God de Allerhoogste
roept u, mijn kind, om voor Hem uit te gaan,
bereidend Hem een vlakke baan.
Zo treedt ge als profeet des HEREN aan.

Vers 4:Dan hoort Gods volk van zaligheid,
als alle schuld vergeven wordt
en kent het de barmhartigheid
waartoe Gods hart gedreven wordt,
waarmee ons nu bezoeken gaat,
verschijnend als de dageraad,
de Opgang uit de hoogte.
Wie neerzit in de doodse donkerheid
ziet door dit licht zich overspreid,
zijn voet wordt vast op 't vredepad geleid.

 
naar boven



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 182
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder