Geref. Kerkboek
 
Lied 52
Vers 1:Zo laat Gij, Heer, uw knecht,
naar 't woord hem toegezegd,
thans henengaan in vrede,
nu hij uw zaligheid,
die Gij hebt toebereid,
gezien heeft op zijn bede.

Vers 2:Een licht, zo groot, zo schoon,
gedaald van 's hemels troon,
straalt volk bij volk in d' ogen;
terwijl 't het blind gezicht
van 't heidendom verlicht,
en Isrel zal verhogen.

 
naar boven

Lied 53
Vers 1:In de lente van mijn leven
kwam de vrieskou van de dood.
Jong heb ik mijn lief begraven,
oud eet ik mijn tranenbrood.

Vers 2:Vastend, biddend in de tempel
zoek ik bij de Heer asiel;
waar het leed mijn leven stempelt
is Hij balsem voor de ziel.

Vers 3:Heer, ontferm U, uw gerichten
gaan een mens door merg en been.
Kom mijn duisternis verlichten,
sla uw armen om mij heen.

Vers 4:In de winter van mijn leven
breekt de zon weldadig door.
Kind, mijn vreugde vindt bij wachters
in Jeruzalem gehoor.

 
naar boven



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 182
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder