| | Lied 67 | Vers 1: | Jezus heeft het hemelleven opgegeven. Hij vernederde Zich diep want Hij heeft Zich, diepgezonken weggeschonken toen de aarde riep.
| Vers 2: | Nu zal Hij in aanzien stijgen, loon verkrijgen, God geeft Hem de hoogste eer. Hoor hoe Hem de hoogste kringen lof toezingen: glorie onze Heer.
| Vers 3: | Heer, ik wil mijn knieƫn buigen, U toejuichen, hulde aan uw majesteit. Gij vervulde al Gods wensen, Zoon van mensen, in gehoorzaamheid.
| |
| Lied 68 | Vers 1: | Wij knielen voor uw zetel neer, wij, Heer, en al uw leden en eren U als onze Heer met liedren en gebeden. Dat alle macht, hoe hoog, hoe groot, voor U, o Godsgetuige, o eerstgeboorne uit de dood zich diep ootmoedig buige.
| Vers 2: | Die ons, gereinigd door uw bloed, tot priesters hebt verheven en ons de hoge rang, de moed van koningen gegeven, U zij de roem, U zij de lof, U d' eerkroon opgedragen. Geheel de aard' en 't hemelhof moet van uw eer gewagen.
| Vers 3: | U, die als Heer der heerlijkheid verrees tot heil der volken, verwachten wij in majesteit eens weder op de wolken. Ja, halleluja, zie Hij komt! Juicht, mensen, englen samen. met vreugd, waar alles bij verstomt. Juicht allen! Amen, amen.
| |
|
|