| |
Lied 12 |
Vers 1: | Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo!
Als wij Jericho niet winnen, komen wij het land niet binnen, en ons volk zal blijven staan, aan de poort van Kanaän.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo!
|
Vers 2: | God geeft Jozua een teken: trek de stad om zonder spreken, doe dat zeven dagen lang, Ik strijd voor U, wees niet bang.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo!
|
Vers 3: | Maar als de bazuinen schallen, gaan wij juichen met z’n allen, en de muren, dubbeldik, vallen in elkaar van schrik.
Jericho, Jericho, is een sterke stad, dat zie je zo!
|
|
|
Lied 13 |
Vers 1: | Ik zing u van een herderszoon die ging door diepe dalen: ik zal van David en zijn troon en van zijn Zoon verhalen.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 2: | Hij komt als herder uit het veld, als laatste zoon naar voren; gezocht, gezalfd en aangesteld, als koning uitverkoren.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 3: | Hij wordt gevraagd in het paleis de snaren zacht te strelen; de zieke Saul raakt van de wijs en David, die kan spelen!
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 4: | Hij doodt de grote Filistijn die niemand durfde doden, want Goliath is reuzeklein voor God - de God der goden.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 5: | Dan vlucht hij, vogelvrij verklaard, spelonken worden woning; daar treft hij Saul - maar David spaart zijn vijand: wettig koning.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 6: | Hij haalt de ark en dans en zingt: de Heer komt bij ons wonen! Van vreugde huppelt hij en springt, al zal zijn vrouw hem honen.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 7: | En Mefiboseth, slecht ter been, mag aan zijn tafel eten; diens vader Jonathan ging heen - wie zou een vriend vergeten?
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 8: | De koning steelt een schone vrouw - hoe kan een dief regeren? Alleen als hij in diep berouw tot God zich wil bekeren.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 9: | Ik zing tot slot op hoger toon: dit koningschap reikt verder - de allergrootste Davidszoon is onze goede herder!
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
|
|