| | Lied 16 | Vers 1: | "in het kruis zal 'k eeuwig roemen en geen wet zal mij verdoemen; Christus droeg de vloek voor mij, Christus is voor mij gestorven, heeft gena voor mij verworven: 'k ben van dood en zonde vrij!"
| |

| Lied 17 | Vers 1: | God, enkel licht, voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden, ziet ons bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden.
| Vers 2: | Der sterren pracht is bij Hem nacht, hoe hel zij schittren mogen, en wij, belaƒn met euveldaƒn, wat zijn wij in zijn ogen?
| Vers 3: | "Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten; Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten."
| Vers 4: | Ja, amen, ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden, en door zijn bloed wordt ons gemoed gereinigd van de zonden.
| Vers 5: | Wil, U ter eer, steeds meer en meer 't geloof in ons versterken. Dan zullen wij, gereed en blij, uit liefde 't goede werken.
| |

|
|