| | Lied 17 | Vers 1: | God, enkel licht, voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden, ziet ons bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden.
| Vers 2: | Der sterren pracht is bij Hem nacht, hoe hel zij schittren mogen, en wij, belaƒn met euveldaƒn, wat zijn wij in zijn ogen?
| Vers 3: | "Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten; Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten."
| Vers 4: | Ja, amen, ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden, en door zijn bloed wordt ons gemoed gereinigd van de zonden.
| Vers 5: | Wil, U ter eer, steeds meer en meer 't geloof in ons versterken. Dan zullen wij, gereed en blij, uit liefde 't goede werken.
| |

| Lied 18 | Vers 1: | U, heilig Godslam, loven wij, Gij hebt voor ons aan 't kruis geleden, Gij doet ons tot den Vader treden als koningen en priesters, Gij! Gij, Heiland, kocht ons met uw bloed. Dies brengen wij U dank en ere en werpen in aanbidding, Here, al onze kronen aan uw voet. Ja, amen, ja, halleluja
| |

|
|