| |
Lied 21 |
Vers 0: | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, mijn God, U in de hoogte steken. Ik spreek u uit, ik noem uw Naam, zowaar als ik leef.
|
Vers 1: | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
Vers 1: | Ik was gevangen en riep: God. En Hij heeft mij geantwoord. Hij heeft mij de ruimte gegeven, Hij komt voor mij op als een vriend.
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
Vers 2: | Beter te schuilen bij God dan te vertrouwen op mensen. Beter te schuilen bij God dan te vertrouwen op macht.
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
Vers 3: | Ik was geslagen, maar God heeft mij over- eind geholpen. Ik zal niet sterven, ik zal leven, Hij tilt mij op.
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
|
|
Lied 22 |
Vers 1: | Uw woord omvat mijn leven en tilt mij aan het licht. Hebt Gij zo door uw spreken niet alles opgericht? Uw woord zet mij op vaste grond en vult mij louter leven de woorden in mijn mond.
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
Vers 2: | Op U laat ik mij voorstaan, ik ben aan U gehecht. Waar Gij betrouwbaar voorgaat ontvouwt zich weer een weg. De paden die ikzelf bedacht zijn doelloos doodgelopen. Zij voerden in de nacht.
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
Vers 3: | Uw woorden te herhalen is honing in mijn mond. Mij raakt niet meer het smalen dat ik mij aan U bond. Ik weet dat zwerven bitter smaakt, maar heel mijn zoekend leven- Gij hebt het zoet gemaakt.
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
Vers 4: | God, laat mij nooit verliezen de vreugde om uw woord, de moed mijn weg te kiezen waar ik uw voetstap hoor. En overtuig mij dag aan dag dat Gij mij hebt geroepen, ja, dat ik leven mag!
|
Refrein | Mijn God zijt Gij, U wil ik danken, zowaar als ik leef.
|
|
|