| |
Lied 37 |
Vers 1: | Nooit kan 't geloof te veel verwachten, des Heilands woorden zijn gewis. 't Faalt aardse vrienden vaak aan krachten, maar nooit een vriend als Jezus is. Wat zou ooit zijne macht beperken? 't Heelal staat onder zijn gebied! Wat zijne liefde wil bewerken, ontzegt Hem zijn vermogen niet.
|
Vers 2: | Die hoop moet al ons leed verzachten. Komt, reisgenoten, 't hoofd omhoog! Voor hen die 't heil des Heren wachten, zijn bergen vlak en zee‰n droog. O zaligheid, niet af te meten, o vreugd, die alle smart verbant! Daar is de vreemdlingschap vergeten en wij, wij zijn in 't vaderland!
|
|

|
Lied 38 |
Vers 1: | Barmhartig Vader op uw troon, wij bidden tot U door uw Zoon, wij knielen voor uw aangezicht dat straalt in heerlijkheid en licht.
|
Vers 2: | "Terwijl wij sliepen deze nacht betrokken engelen de wacht; nu meldt de zon een nieuwe dag, waarop elk mens U dienen mag."
|
Vers 3: | "Schenk door uw Geest, die sterke macht, de krachten voor het werk dat wacht; geef dat wij vurig keer op keer bedacht zijn op uw grote eer."
|
Vers 4: | "Leer ons uw weg te willen gaan, de fakkel van uw Woord vooraan; laat stralen voor uw aangezicht ons nieuwe leven door het Licht."
|
Vers 5: | "Vernieuw ons zwak en zondig hart, voor U zo schuldig en zo zwart; laat schijnen in de duisternis uw Woord, het licht dat helder is."
|
Vers 6: | "Sterk zendelingen bij hun werk en leid de herders van de kerk; laat ons vrijmoedig met uw Woord getuigen zijn van U die hoort."
|
Vers 7: | Wij bidden voor de overheid: maak haar bekwaam, tot dienst bereid, opdat uw volk stil en gerust U dienen kan met eer en lust.
|
Vers 8: | Steun de vervolgden in elk land en zegen zieken door uw hand, troost de bedroefden door uw kracht, toon stervenden uw koningsmacht.
|
Vers 9: | Geef dat ons nieuwe leven is een lichtpunt in de duisternis. Genadig God, hoor ons gebed in Jezus Christus, die ons redt.
|
|

|