Nicea
 
Lied 100
Vers 1:De dag der kroning is gekomen.
O, al gij vorsten, kust de Zoon.
Hij heeft de helburcht ingenomen,
de triumfeerder stijgt ten troon.
Aard' en hemel galmen.
Sion, van uw psalmen
davert het heelal.
God is opgevaren,
met gejuich der scharen,
met bazuingeschal.

Vers 2:G' ontsloot u voor de Vorst der ere,
o poorten der gerechtigheid.
G' ontvingt der legerscharen Here
in zijne midd'laarsmajesteit.
Jezus daalde neder,
Jezus keerde weder
in zijn heerlijkheid,
waar Hij voor de zijnen,
tot Hij zal verschijnen,
bidt, en plaats bereidt.

Vers 3:De glorie straalt uit die behouder,
die 't bloedig zweet werd uitgedrukt.
De heerschappij rust op die schouder,
die onder 't kruishout ging gebukt.
Die de heidnen hoonden,
en met doornen kroonden,
heerst als aller Heer.
Die de wereld smaadde,
dien de vloek belaadde,
leeft, gekroond met eer.

Vers 4:In u verheugt Zich thans die Koning,
o kerk, zijn uitverkoren bruid.
Op u, tot eeuwge trouwbetoning,
strooit Hij de gaven zeegnend uit!
Vier met Hem victorie
op de dag der glorie
van des mensen Zoon,
op de dag der kroning
van de Vredekoning,
Priester, op zijn troon!

Vers 5:G' ontvingt die gaven, blijde scharen,
thans geen verlaten wezen meer.
Gij zaagt uw Heer ten hemel varen.
De Heilge Geest daald' op u neer!
D' engelen daarboven,
met de heilgen loven
God, op aard' geweest.
En de kerk beneden,
ziet zijn plaats betreden
door zijn eigen Geest.

Vers 6:Laat ons steeds hopen, bidden, waken,
en ons versterken in ons Hoofd.
Ook heden wil Hij vreugde maken
aan al wie dezen Geest gelooft.
Gij werdt opgenomen,
Gij zult wederkomen,
onze Hemelvorst.
Gij stort uit de hoge
stromen op het droge,
laving aan wie dorst.

 
naar boven

Lied 101
Vers 1:De dag van onze Vorst brak aan.
Zie, Gods gezalfde Koning
gaat tot zijn hemelwoning.
Hoe zal Hij in zijn schoonheid staan,
omstraald van morgenlicht,
voor 's Vaders aangezicht.

Vers 2:Hij heeft, van dood en graf ontdaan,
het leven weergenomen.
Nu is zijn uur gekomen.
Gods paradijs zal opengaan
en heel de hemel wijd
weerkaatst zijn heerlijkheid.

Vers 3:De Vader stelt Hem in de troon
als Christus en als Here,
bekleed met macht en ere.
De heerschappij is aan de Zoon,
wiens goddelijk geweld
de laatste vijand velt.

Vers 4:Wie kan zijn hoog en heilig recht
ter wereld ooit verbreken!
Wie zal Hem tegenspreken,
die voor zijn kerk en pleit beslecht
en haar na strijd en kruis
voert in het vaderhuis.

Vers 5:O, Heer, die onze Koning zijt,
laat niets uw rijk verhindren,
en open voor uw kindren
de poorten van uw woning wijd.
Laat, met uw feestkleed aan,
ons tot uw bruiloft gaan.

 
naar boven



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 182
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder