| | Lied 102 | Vers 1: | Ja, de Trooster is gekomen, Jezus ging van d' aarde heen. Jezus, van u opgenomen, liet, o kerk, u niet alleen. De beloofde werd gezonden en de kracht uit God kwam neer. 't Past ons juichend, keer op keer, zijn verschijning te verkonden. Heden is het pinksterfeest. Looft en dankt de Heilge Geest!
| Vers 2: | Looft de Geest, die van de Vader en de Zoon is uitgegaan. Zingt Hem psalmen altegader, roept zijn naam uit, bidt Hem aan. Hem die, gaaf en gever tevens, uitzendt en gezonden wordt, God is, en wordt uitgestort. Looft, o volk, de Geest des levens, Hem die schept en wederschept, die g' in 't hart ontvangen hebt!
| Vers 3: | Looft de Geest, Hij zal niet wijken van de kerk, met bloed gekocht. Zijn nabijheid zal steeds blijken, hoe de vijand woeden mocht. Vreest niet, o gezochte schapen, vrees niet weergevonden ziel, zo de nacht u overviel. Zou de Geest des Heren slapen? Waakt Hij, schoon geen oog Hem ziet, voor de kleine kudde niet?
| Vers 4: | Geest der kennis, Geest der waarheid, der genade, der gebeˆn, leer ons wandlen bij uw klaarheid in de heilverborgenheˆn. Doe ons Abba, Vader, bidden, zeggen: Jezus onze Heer, geven U in alles d' eer. Zweef in der gemeenten midden, om te heilgen d' offerand' van hun hart en mond en hand.
| Vers 5: | Trooster, zalver, Gij zult komen op 't gebed, door U verwekt. Van uw regens, van uw stromen wordt eens d' aarde gans bedekt! Liefd' en ijver zullen blaken, waar reeds alles scheen verkwijnd, als de pinksterzon verschijnt. Noordenwind, o wil ontwaken. zuidenwind, doorwaai de hof. Heilge Geest, U zij de lof!
| |
| Lied 103 | Vers 1: | O, Schepper, Geest, woon in uw kerk, schenk haar het heil van Christus' werk, stort hemelgaven in haar uit, bereid haar toe als reine bruid.
| Vers 2: | Lof zij uw naam, Heilige Geest. Gij kwaamt met kracht op 't pinksterfeest. G' ontsluit een volheid van gena, de vrucht van 't kruis van Golgotha.
| Vers 3: | O Heilge Geest, die eeuwig leeft, de Trooster, die ons bijstand geeft, Gij spreekt van heil en zaligheid van oudsher voor ons toebereid.
| Vers 4: | Uw krachten werken door het woord, nooit wordt vergeefs uw taal gehoord. Uw lamp schijnt in het duister hart, uw licht verblindt wie zich verhardt.
| Vers 5: | Laat U mijn hart een tempel zijn, maak toch mijn leven nieuw en rein. Regeer mij door uw levend woord. Geleid ook als Gods kindren voort.
| Vers 6: | O Geest, die al Gods heil ontvouwt, schenk ons uw gaven zevenvoud, ontspring in ons als een fontein die leven wekt in de woestijn.
| Vers 7: | Wanneer des vijands strijdkreet klinkt, geeft dat de moed ons niet ontzinkt. Weersta de satan met uw kracht, want hij belaagt ons dag en nacht.
| Vers 8: | Geest van de Vader en de Zoon, terneergedaald van Christus' troon, die met de Heiland voor ons pleit, breng al Gods volk tot heerlijkheid.
| Vers 9: | U, Vader, U zij eeuwig eer! Lof zij U, Christus, onze Heer! U, Geest, van beiden uitgegaan, geprezen zij uw grote naam!
| |
|
|