| | Lied 113 | Vers 1: | Alle mensen moeten sterven alle vlees vergaat als gras. Wie vernieuwing wil beerven, moet vergaan tot stof en as. Maar dit lichaam zal genezen van de dood om nieuw te wezen; in Gods heerlijkheid geheeld, die Hij met de zijnen deelt.
| Vers 2: | Daarom willen wij ons leven als de Heer dat van ons vraagt, helemaal uit handen geven, nu Hij ons op handen draagt. Ja, wij geven ons verloren, uit verlies wordt winst geboren want het loon in deze nood is de troost van Christus' dood.
| Vers 3: | O Jeruzalem, hoe blinkend als het zonlicht is uw glans; waar lofzangen zuiver klinken horen wij muziek en dans. Visioenen breken open van rechtvaardigen, zij lopen in het witte hemelkleed, tot de lof van God gereed.
| Vers 4: | In gezichten en in dromen, aan de horizon der tijd, is Gods dag nabijgekomen, draagt een lichte eeuwigheid. Helder staat het ons voor ogen dat de aarde wordt bewogen, dat de hemel vreugde geeft, vreugde die geen einde heeft.
| |
| Lied 114 | Vers 1: | Jezus is mijn toeverlaat. Hij, mijn Heiland, is het leven. Ik zal aan Gods wijze raad mij blijmoedig overgeven. Jaagt de dood nog angsten aan, Hij, mijn Heiland, heeft voldaan.
| Vers 2: | Groot is 't heil dat Jezus geeft. 'k Zal als Hij, onsterflijk wezen, zijn, waar Hij, mijn Heiland, leeft. Waarom zou ik dan nog vrezen? 't Heerlijk Hoofd is opgewekt, dat zijn leden tot zich trekt.
| Vers 3: | k Weet mij door de nauwste band in die hoop aan Hem verbonden. mijn geloof houdt steeds zijn hand vast tot in de laatsts stonden. En geen macht van dood en graf rukt mij ooit van Jezus af!
| Vers 4: | Als een mens die sterflijk is, zal 'k tot stof eens wederkeren. Maar door zijn verrijzenis sta ik op naar 't woord des Heren. In het rijk der heerlijkheid blijft een woning mij bereid.
| Vers 5: | In het stralend, hemels licht, zullen wij de Heer ontmoeten. Aangezicht tot aangezicht mogen wij Hem blij begroeten. Wij, van alle smet ontdaan, zullen rein voor Jezus staan.
| Vers 6: | Wat hier ziek is, zucht of kwijnt, zal daar fris en bloeiend wezen. Wat als aards in 't graf verdwijnt, is daar hemels weer herrezen. Zinkt het sterflijk stofkleed neer, levend schenkt de Geest het weer.
| Vers 7: | Kerk van God, wees zeer verheugd, leg op Christus' trouw u neder! Juich van harte, vol van vreugd! eenmaal komt Hij tot u weder, die met luid bazuingeschal 't dodenrijk ontsluiten zal.
| |
|
|