| | Lied 126 | Vers 1: | Kom wenkt de Bruidegom kom, zondaar, kom. De tafel staat voor allen klaar, we vieren samen avondmaal. Let op het stromen van de wijn, het brood gebroken op de schaal: ze mogen taal en teken zijn.
| Vers 2: | Weg, zwijgen moest het Woord, weg, door de pport. Gesloten werd de tempelstad voor Hem, die kwam van Vaders troon. Die sterk was als Hij knielendbad en als de ware Mensenzoon een open oog voor blinden had.
| Vers 3: | Kruis, vloekpaal voor mijn straf, kruis: dood en graf. Na drie uur zware duisternis klinkt koninklijk: Het is volbracht! Hier lacht de vrede, wint het licht, de dag verdrijft de bange nacht, de hel blijft voor een christen dicht.
| Vers 4: | Heer, red uw onderdaan, Heer, neem mij aan. U opent poorten wereldwijd voor burgers van uw koninkrijk, maar alles met uw naam en strijd zult U verbannen uit uw rijk: aanbiddelijke Majesteid.
| |
| Lied 127 | Vers 1: | Heer, wij gedenken hier uw dood in het geheim van wijn en brood, uw liefde eens voor altijd. Gij die een nieuwe weg betrad, met tollenaars en zondaars at, roep ons ook aan de maaltijd.
| Vers 2: | Gij deelt het brood dat breken moet. Uw lichaam brak, Gij hebt uw bloed om onze schuld vergoten. Gij hebt voor mensen ver van huis wijd open armen aan het kruis, het leven zelf ontsloten.
| Vers 3: | Lof aan het Licht dat overwon, hef nu als bloemen naar de zon het hart omhoog naar Jezus. Maaltijd na maaltijd richt Hij aan, waarlijk, de Heer is opgestaan, in majesteit verrezen.
| Vers 4: | Wij dan, die leven van uw dood herkennen bij gebroken brood U, Heer van alle machten. Vergeef de traagheid die verwart, laat ons voortaan met brandend hart het bruiloftsmaal verwachten.
| Vers 5: | Ga met ons mee, Heer, onderweg; waar Gij de Schriften openlegt gaan onze ogen open. Laat ons met liefde en met pijn - bittere kelk en vreugde wijn - de weg ten einde lopen.
| |
|
|