| |
Lied 127 |
Vers 1: | Heer, wij gedenken hier uw dood in het geheim van wijn en brood, uw liefde eens voor altijd. Gij die een nieuwe weg betrad, met tollenaars en zondaars at, roep ons ook aan de maaltijd.
|
Vers 2: | Gij deelt het brood dat breken moet. Uw lichaam brak, Gij hebt uw bloed om onze schuld vergoten. Gij hebt voor mensen ver van huis wijd open armen aan het kruis, het leven zelf ontsloten.
|
Vers 3: | Lof aan het Licht dat overwon, hef nu als bloemen naar de zon het hart omhoog naar Jezus. Maaltijd na maaltijd richt Hij aan, waarlijk, de Heer is opgestaan, in majesteit verrezen.
|
Vers 4: | Wij dan, die leven van uw dood herkennen bij gebroken brood U, Heer van alle machten. Vergeef de traagheid die verwart, laat ons voortaan met brandend hart het bruiloftsmaal verwachten.
|
Vers 5: | Ga met ons mee, Heer, onderweg; waar Gij de Schriften openlegt gaan onze ogen open. Laat ons met liefde en met pijn - bittere kelk en vreugde wijn - de weg ten einde lopen.
|
|
|
Lied 128 |
Vers 1: | Als het lam wordt gegeten, het laatste pascha gevierd, moeten allen het weten: Het Lam van God is hier.
|
Vers 2: | Jezus deelt bij de maaltijd een beker wijn en een brood. Die voor eens en voor altijd zich offert in de dood.
|
Refrein | Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu.
|
Vers 3: | Zoals brood wordt gebroken zo breekt uw lichaam, o Heer, zoals wijn wordt vergoten zo vloeit uw bloed terneer.
|
Vers 4: | Laat mij U niet verkopen, zoals uw leerling en vriend, met zijn hand aan de schotel, wiens hart de vijand dient.
|
Refrein | Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu.
|
Vers 5: | Drink de wijn van bevrijding en eet het levende brood. Vier de vrolijke tijding, de zegen van zijn dood.
|
Vers 6: | Zonde is ons vergeven, de dood voor eeuwig voorbij. Delen wij in uw leven, o Heer, dan leven wij.
|
Refrein | Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu.
|
|
|