| |
Lied 128 |
Vers 1: | Als het lam wordt gegeten, het laatste pascha gevierd, moeten allen het weten: Het Lam van God is hier.
|
Vers 2: | Jezus deelt bij de maaltijd een beker wijn en een brood. Die voor eens en voor altijd zich offert in de dood.
|
Refrein | Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu.
|
Vers 3: | Zoals brood wordt gebroken zo breekt uw lichaam, o Heer, zoals wijn wordt vergoten zo vloeit uw bloed terneer.
|
Vers 4: | Laat mij U niet verkopen, zoals uw leerling en vriend, met zijn hand aan de schotel, wiens hart de vijand dient.
|
Refrein | Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu.
|
Vers 5: | Drink de wijn van bevrijding en eet het levende brood. Vier de vrolijke tijding, de zegen van zijn dood.
|
Vers 6: | Zonde is ons vergeven, de dood voor eeuwig voorbij. Delen wij in uw leven, o Heer, dan leven wij.
|
Refrein | Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu.
|
|
|
Lied 129 |
Vers 1: | Lof zij de Heer, Hij noemt bij name deze twee mensen, man en vrouw: heden brengt Hij hun handen samen, hier geven zij hun woord van trouw. Wijs hen de weg. Heer Jezus, leg uw handen op hun hoofd: de trouw die Gij belooft.
|
Vers 2: | Hoe blijven zij elkaars beminden, hoe blijft er liefde die niet eist, hoe blijft geluk altijd te vinden als Gij niet zelf de weg ons wijst? Ga met hen mee in wel en wee, omring hen, man en vrouw, met liefdevolle trouw!
|
Refrein | Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken. Het leven schenkt Gij nu.
|
|
|