| | Lied 129 | Vers 1: | Lof zij de Heer, Hij noemt bij name deze twee mensen, man en vrouw: heden brengt Hij hun handen samen, hier geven zij hun woord van trouw. Wijs hen de weg. Heer Jezus, leg uw handen op hun hoofd: de trouw die Gij belooft.
| Vers 2: | Hoe blijven zij elkaars beminden, hoe blijft er liefde die niet eist, hoe blijft geluk altijd te vinden als Gij niet zelf de weg ons wijst? Ga met hen mee in wel en wee, omring hen, man en vrouw, met liefdevolle trouw!
| |
| Lied 130 | Vers 1: | Toen God de wereld gemaakt had. de hemel, de zee en het land, de vogels, de vissen en dieren, toen schiep Hij de mens met zijn hand.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 2: | Hij kneedde het leem met zijn handen, boetseerde een vorm naar zijn wens, Hij schonk het zijn geest en zijn adem; zo bracht Hij op aarde de mens.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 3: | Toen liet God een slaap op hem vallen, want wat is een mens die niet deelt? En God nam een rib en Hij bouwde uit Adam een vrouw naar Gods beeld.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 4: | Ja, jij bent geschapen als ik, aan jou zie ik wat mij ontbreekt; voor jou heb ik zin om te leven, met jou is de wereld compleet.'
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 5: | Het huwelijk noemt God een spiegel van Christus die leeft voor zijn bruid; zo innig zijn mensen verbonden, die liefde dooft niemand meer uit.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 6: | Want sterk als God zelf is Gods trouw, geen vuurgloed die haar ooit verdelgt, geen hoogte, geen diepte, geen machten, geen watervloed die haar verzwelgt.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| |
|
|