| |
Lied 13 |
Vers 1: | Ik zing u van een herderszoon die ging door diepe dalen: ik zal van David en zijn troon en van zijn Zoon verhalen.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 2: | Hij komt als herder uit het veld, als laatste zoon naar voren; gezocht, gezalfd en aangesteld, als koning uitverkoren.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 3: | Hij wordt gevraagd in het paleis de snaren zacht te strelen; de zieke Saul raakt van de wijs en David, die kan spelen!
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 4: | Hij doodt de grote Filistijn die niemand durfde doden, want Goliath is reuzeklein voor God - de God der goden.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 5: | Dan vlucht hij, vogelvrij verklaard, spelonken worden woning; daar treft hij Saul - maar David spaart zijn vijand: wettig koning.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 6: | Hij haalt de ark en dans en zingt: de Heer komt bij ons wonen! Van vreugde huppelt hij en springt, al zal zijn vrouw hem honen.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 7: | En Mefiboseth, slecht ter been, mag aan zijn tafel eten; diens vader Jonathan ging heen - wie zou een vriend vergeten?
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 8: | De koning steelt een schone vrouw - hoe kan een dief regeren? Alleen als hij in diep berouw tot God zich wil bekeren.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 9: | Ik zing tot slot op hoger toon: dit koningschap reikt verder - de allergrootste Davidszoon is onze goede herder!
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
|
|
Lied 14 |
Vers 1: | De grote mensen durven niet, heel Israel is bang, voor Goliath, de grote reus, die sterk is en heel lang.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 2: | Daar staat hij midden in het dal, hij lacht hen uit en spot: Waar blijft de man die vechten zal, en waar is jullie God?
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 3: | Maar David met zijn herdersstok gaat helemaal alleen de berg af naar die grote reus en doodt hem met zijn steen.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
Vers 4: | Reus Goliath, reus Goliath, 't is uit met jouw geweld, want David heeft op God vertrouwd, en David is een held.
|
Refrein | Ik zeg u: al was David klein, geen groter koning heerste - want God zei: Deze zal het zijn, de laatste wordt de eerste!
|
|
|