| | Lied 130 | Vers 1: | Toen God de wereld gemaakt had. de hemel, de zee en het land, de vogels, de vissen en dieren, toen schiep Hij de mens met zijn hand.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 2: | Hij kneedde het leem met zijn handen, boetseerde een vorm naar zijn wens, Hij schonk het zijn geest en zijn adem; zo bracht Hij op aarde de mens.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 3: | Toen liet God een slaap op hem vallen, want wat is een mens die niet deelt? En God nam een rib en Hij bouwde uit Adam een vrouw naar Gods beeld.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 4: | Ja, jij bent geschapen als ik, aan jou zie ik wat mij ontbreekt; voor jou heb ik zin om te leven, met jou is de wereld compleet.'
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 5: | Het huwelijk noemt God een spiegel van Christus die leeft voor zijn bruid; zo innig zijn mensen verbonden, die liefde dooft niemand meer uit.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| Vers 6: | Want sterk als God zelf is Gods trouw, geen vuurgloed die haar ooit verdelgt, geen hoogte, geen diepte, geen machten, geen watervloed die haar verzwelgt.
Zing nu op aarde een nieuw lied, zing, mensen, want God heeft ons lief; zijn toekomst heeft geen grens of tijd, zijn liefde duurt in eeuwigheid.
| |
| Lied 131 | Vers 1: | Barmhartig Vader op uw troon, wij bidden tot U door uw Zoon, wij knielen voor uw aangezicht dat straalt in heerlijkheid en licht.
| Vers 2: | Terwijl wij sliepen deze nacht betrokken engelen de wacht; nu meldt de zon een nieuwe dag, waarop elk mens U dienen mag.
| Vers 3: | Schenk door uw Geest, die sterke macht, de krachten voor het werk dat wacht; geef dat wij vurig keer op keer bedacht zijn op uw grote eer.
| Vers 4: | Leer ons uw weg te willen gaan, de fakkel van uw Woord vooraan; laat stralen voor uw aangezicht ons nieuwe leven door het Licht.
| Vers 5: | Vernieuw ons zwak en zondig hart, voor U zo schuldig en zo zwart; laat schijnen in de duisternis uw Woord, het licht dat helder is.
| Vers 6: | Sterk zendelingen bij hun werk en leid de herders van de kerk; laat ons vrijmoedig met uw Woord getuigen zijn van U die hoort.
| Vers 7: | Wij bidden voor de overheid: maak haar bekwaam, tot dienst bereid, opdat uw volk stil en gerust U dienen kan met eer en lust.
| Vers 8: | Steun de vervolgden in elk land en zegen zieken door uw hand, troost de bedroefden door uw kracht, toon stervenden uw koningsmacht.
| Vers 9: | Geef dat ons nieuwe leven is een lichtpunt in de duisternis. Genadig God, hoor ons gebed in Jezus Christus, die ons redt.
| |
|
|