| | Lied 153 | Vers 1: | Zoals een arm, vertroostend om mij heen, zo teder ligt uw liefde om mijn leven. Ben ik soms moe en moederziel alleen op smalle paden en langs steile wegen en is mijn hart zo hard gelijk een steen, Gij streelt mij zacht – uw vingers zijn een zegen.
| Vers 2: | Zoals een arm, een uitgestoken hand, zoals het licht dat glimlacht in de bomen, zoals een wolkbreuk boven dorstig land, zo zijt Gij menigmaal tot mij gekomen, als ik door nacht en ontij onvermand niets anders zag dan doden in mijn dromen.
| Vers 3: | Zoals een klauw, een ijzersterke tang, zo is de angst: ijskoud en ongenadig, een beest, een geest, een spookbeeld, nachtenlang. Hoe anders Gij! - o God, hoe warm weldadig zegt mij uw stem: Mijn kind, wees maar niet bang; als Ik het wil, is zelfs de dood genadig!
| Vers 4: | Zoals een arm, zo vriendelijk en zacht hebt Gij uw liefde om mij heen geslagen; altijd als ik geen morgen meer verwacht vraagt Gij vandaag het nog met U te wagen. Mijn God, al moet ik door de langste nacht, Gij zult mij slapend in uw armen dragen!
| |
| Lied 154 | Vers 1: | Ach, wat moet ik toch beginnen nu ik steeds weer zonden doe. Mijn geweten maakt mij moe, brengt mij steeds mijn schuld te binnen. Er is hulp in deze strijd dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| Vers 2: | Want ik heb in doen en laten vaak de Here diep gegriefd. Toch heeft Hij een zondaar lief. Dankzij hemelse genade sterft het helse zelfverwijt, dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| Vers 3: | Heer, Gij wekt een mens tot leven en Gij trekt hem tot uw licht. Niet meer bang voor het gericht sterven wij - door dood omgeven, leven wij - de dood ten spijt, dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| Vers 4: | Kom, vertrouw het woord van Jezus, opgejaagden in de nood, uitgedaagden tot de dood. Glansrijk is zijn gunst bewezen: heil voor tijd en eeuwigheid dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| |
|
|