| | Lied 154 | Vers 1: | Ach, wat moet ik toch beginnen nu ik steeds weer zonden doe. Mijn geweten maakt mij moe, brengt mij steeds mijn schuld te binnen. Er is hulp in deze strijd dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| Vers 2: | Want ik heb in doen en laten vaak de Here diep gegriefd. Toch heeft Hij een zondaar lief. Dankzij hemelse genade sterft het helse zelfverwijt, dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| Vers 3: | Heer, Gij wekt een mens tot leven en Gij trekt hem tot uw licht. Niet meer bang voor het gericht sterven wij - door dood omgeven, leven wij - de dood ten spijt, dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| Vers 4: | Kom, vertrouw het woord van Jezus, opgejaagden in de nood, uitgedaagden tot de dood. Glansrijk is zijn gunst bewezen: heil voor tijd en eeuwigheid dankzij Jezus, Hij bevrijdt.
| |
| Lied 155 | Vers 1: | God, enkel licht, voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden, ziet ons bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden.
| Vers 2: | Der sterren pracht is bij Hem nacht, hoe hel zij schittren mogen, en wij, belaƒn met euveldaƒn, wat zijn wij in zijn ogen?
| Vers 3: | Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten; Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten.
| Vers 4: | Ja, amen, ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden, en door zijn bloed wordt ons gemoed gereinigd van de zonden.
| Vers 5: | Wil, U ter eer, steeds meer en meer 't geloof in ons versterken. Dan zullen wij, gereed en blij, uit liefde 't goede werken.
| |
|
|