| | Lied 155 | Vers 1: | God, enkel licht, voor wiens gezicht niets zuiver wordt bevonden, ziet ons bevlekt, met schuld bedekt, misvormd door duizend zonden.
| Vers 2: | Der sterren pracht is bij Hem nacht, hoe hel zij schittren mogen, en wij, belaƒn met euveldaƒn, wat zijn wij in zijn ogen?
| Vers 3: | Heer, waar dan heen? Tot U alleen! Gij zult ons niet verstoten; Uw eigen Zoon heeft tot uw troon de weg ons weer ontsloten.
| Vers 4: | Ja, amen, ja, op Golgotha stierf Hij voor onze zonden, en door zijn bloed wordt ons gemoed gereinigd van de zonden.
| Vers 5: | Wil, U ter eer, steeds meer en meer 't geloof in ons versterken. Dan zullen wij, gereed en blij, uit liefde 't goede werken.
| |
| Lied 156 | Vers 1: | Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu en reinig mijn hart.
| Vers 2: | Met uw liefde Heer, kom mij tegemoet nu ik mij tot U keer, en maak alles goed.
| Vers 3: | Zie mij voor U staan, zondig en onrein. O, Jezus raak mij aan, van U wil ik zijn. 4 Jezus op uw Woord vestig ik mijn hoop. U leeft en U verhoort mijn bede tot U.
| |
|
|