| | Lied 170 | Vers 1: | Vaste rots van mijn behoud, als de zonde mij benauwt, laat mij steunen op uw trouw, laat mij rusten in uw schaƻw, waar het bloed door U gestort, mij de bron des levens wordt.
| Vers 2: | Jezus, niet mijn eigen kracht, niet het werk door mij volbracht, niet het offer, dat ik breng, niet de tranen, die ik pleng, schoon ik ganse nachten ween, kunnen redden, Gij alleen.
| Vers 3: | Zie, ik breng voor mijn behoud U geen wierook, mirr' of goud; moede komt ik, arm en naakt, tot de God die zalig maakt, die de arme kleedt en voedt, die de zondaar leven doet.
| Vers 4: | Eenmaal als de stonde slaat, dat dit lichaam sterven gaat, als mijn ziel uit d'aardse woon opklimt tot des rechters troon, - Rots der eeuwen, in uw schoot berg mijn ziele voor de dood.
| |
| Lied 171 | Vers 1: | Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Aanbid Hem met eerbied en ontzag, en kniel nu voor Hem neer, die zelf geen zonde kent en ons genade schenkt. Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer.
| Vers 2: | Wees stil, want de heerlijkheid van God omgeeft ons in dit uur. Wij staan nu op heilige grond, waar Hij verschijnt met vuur. Een eeuwigdurend licht straalt van zijn aangezicht. Wees stil, want de heerlijkheid van God omgeeft ons in dit uur.
| Vers 3: | Wees stil, want de kracht van onze God daalt neer op dit moment. De kracht van de God die vergeeft en ons genezing brengt. Niets is onmogelijk voor wie gelooft in Hem. Weest stil, want de kracht van onze God daalt neer op dit moment.
| |
|
|