| | Lied 2 | Vers 1: | Het water steeg wel hoog, maar wonder boven wonder ging Noach niet ten onder, de ark alleen bleef droog, de ark alleen bleef droog.
| Vers 2: | Het water steeg wel hoog, maar wonder boven wonder ging Noach niet ten onder, de ark alleen bleef droog, de ark alleen bleef droog.
| Vers 3: | Zij dreven maanden rond. Toen ging het water zakken, de duif vond groene takken, de ark liep aan de grond. De ark liep aan de grond.
| Vers 4: | De aarde was er weer. En mens en dier mocht wonen onder de groene bomen, in vrede met de Heer. In vrede met de Heer.
| Vers 5: | De regenboog staat hoog, als teken voor de volken, Gods woorden te vertolken: het land, het land blijft droog, het land, het land blijft droog.
| |
| Lied 3 | Vers 1: | Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Abraham, je moet gaan wonen in het land dat ik zal lonen. Tel de sterren in de nacht, zo groot wordt jouw nageslacht.
| Vers 2: | Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Ik zal jou mijn zegen geven, je geleiden allerwegen, en de volkeren tezaam vinden zegen in jouw naam.
| Vers 3: | Abraham, Abraham, verlaat je land, verlaat je stam! Abraham, Abraham, verlaat zijn land, verlaat zijn stam! Met een woord gaat hij het wagen. Zonder verder iets te vragen staat hij op en gaat op reis, langs de weg die God hem wijst.
| |
|
|