| | Lied 73 | Vers 1: | Ik zag de hemel nieuw en nieuw de aarde, want d'eerste schepping was voorbij gegaan, er was geen zee – haar dreigen is gedaan, nu onze God het koningschap aanvaardde.
| Vers 2: | En uit de hemel zag ik nederdalen de heil'ge stad, een nieuw Jeruzalem, als bruid getooid voor hare man door Hem, wiens gramschap brandd' in zeven gouden schalen.
| Vers 3: | En 'k hoorde van de troon het luid verkonden: Zie, bij de mensen is de tent van God, Hij woont bij hen, die doen naar zijn gebod, God heeft zijn volk gered van al hun zonden.
| Vers 4: | Ja, Hij, de Heer, zal al hun tranen drogen en dood en rouw en moeite zijn gedaan, want d'eerste dingen zijn voorbijgegaan, Hun lied zal 't Lam, dat voor hen stierf, verhogen.
| Vers 5: | En Hij, die op de witte troon zit, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw en rein. Schrijf deze woorden, die waarachtig zijn. Zij zijn geschied, uw hart zal zich verblijden.
| Vers 6: | k Zal water uit de bron des levens geven, wie dorst heeft is 't om niet tot eeuwig loon. 'k Zal hem een God zijn en hij Mij een zoon. Ik ben 't begin en eind van alle leven.
| Vers 7: | Wie overwint zal deze dingen erven; maar wie in zonden leeft en niet gelooft - zijn deel is 't vuur dat nimmer wordt gedooft: dit is de tweede dood, dien z' eeuwig sterven.
| |
| Lied 74 | Vers 1: | Als een bruid op haar mooist, zo zag ik de stad van de vrede, met Gods glorie getooid voor het Lam, zij daalde neder. Stralend licht naar alle kanten, zonneglans van diamanten, de gemeente van de Heer daalt vanuit de hemel neer als een bruid op haar mooist.
| Vers 2: | Een juweel van een stad is die nieuwe samenleving, waar twaalf namen door God op de poorten zijn geschreven. Jakobs zonen, eens moorddadig, parels zijn het van genade. Jezus’ zonen, elf en een, legden elk de eerste steen, een juweel van een stad.
| Vers 3: | Even lang, breed als hoog - heiligheid in volle breedte. Eeuwig huis, voor ons oog is uw heelheid uitgemeten. Alle volken alle namen brengen eer en glorie samen. Nieuw Jeruzalem, uw glans is met liefde in balans, even lang, breed als hoog.
| Vers 4: | Zelfs de hemel is nieuw na de grote catastrofe, de toekomstige eeuw spant een koepel vol beloften. God zal hier zijn intrek nemen en de aarde stroomt vol hemel. In de boomgaard van de Heer stroomt het heil als een rivier, zelfs de hemel is nieuw.
| Vers 5: | God met ons, van nu aan. O finale van onthulling - geen verdriet en geen traan, geen verveling maar vervulling. Babylon zal zijn gevallen, Gij zult alles zijn in allen Heer, wij zullen groot en klein van uw beeld verzadigd zijn: God met ons, van nu aan.
| |
|
|