| | Lied 80 | Vers 1: | O Heiland, open wijd de poort, laat toch uw volk niet onverhoord, ontgrendel dan uw deuren, Heer, ach, scheur de hemel en daal neer.
| Vers 2: | Daal neer gelijk de hemeldauw die ’t leven laaft, dat sterven zou. Wanneer wordt onze hoop vervuld? Waar blijft Gij die ons troosten zult?
| Vers 3: | O Troost, beloofd aan ’t voorgeslacht, o Heiland, eeuwenlang verwacht, zuivere zon en schone ster, wij zien uw stralen reeds van ver.
| Vers 4: | Wij komen om in onze nood, wij gaan verloren aan de dood, als Gij ons niet met sterke hand voert naar een beter vaderland.
| |
| Lied 81 | Vers 1: | Dit is de dag die God ons schenkt, waaraan thans ieder christen denkt; hem viere, wat in 't groot heelal door Jezus is en wezen zal.
| Vers 2: | Men had Hem eeuwen lang verwacht; en toen Gods tijdperk was volbracht, toen zond Hij van zijn hoge troon het heil der wereld ons, zijn Zoon.
| Vers 3: | O, Gij ons heil, ons hoogste goed, Gij werd een mens van vlees en bloed, werd onze broeder, en door U zijn wij Gods eigen kindren nu.
| Vers 4: | Als ik dit wonder vatten wil, dan wordt mijn geest van eerbied stil, aanbidt het, maar doorgrondt het niet, dat zo de liefde Gods geschiedt.
| Vers 5: | U, die voor ons geboren zijt, U zij ons hart, ons lied gewijd. Wij voegen juichend onze stem bij 't englenheer van Bethlehem.
| Vers 6: | Geloofd die komt in 's Heren naam! Wij christnen zeegnen U te zaam, U, vredevorst, der vaadren wens, U, Zaligmaker, God en mens.
| Vers 7: | Roem, hemel, die geboortedag, de schoonste die de wereld zag; juich, aarde, nu g' uw koning ziet, zing Hem een nooit gezongen lied.
| Vers 8: | Dit is de dag, die God ons schenkt, waaraan eens heel de wereld denkt; hem viere, wat in 't groot heelal door Jezus is en wezen zal.
| |
|
|