| | Lied 40 | Vers 1: | 'k Wil U, o God, mijn dank betalen, U prijzen in mijn avondlied. Het zonlicht moge nederdalen, maar Gij, mijn licht, begeeft mij niet. Gij woudt mij met uw gunst omringen, meer dan een vader zorgdet Gij. Gij, milde bron van zegeningen, zulk een ontfermer waart Gij mij.
| Vers 2: | Ik weet, aan wie ik mij vertrouwe, al wisselen ook dag en nacht. Ik ken de rots waarop ik bouwe: Hij feilt niet, die uw heil verwacht. Ook aan de avond van mijn leven breng ik, van zorg en strijden moe, voor elke dag, mij hier gegeven, u nog een dankbaar loflied toe.
| |

| Lied 41 | Vers 1: | Halleluja, eeuwig dank en ere, lof, aanbidding, wijsheid, kracht word' op aard' en in de hemel, Here, voor uw liefd' U toegebracht. Vader, sla ons steeds in liefde gade, Zoon des Vaders, schenk ons uw genade, uw gemeenschap, Geest van God, amen, zij ons eeuwig lot.
| |

|
|