Willibrord

Jezus Sirach 22
22 De wijze en de dwaas
De luiaard is te vergelijken met een bevuilde steen en iedereen fluit hem uit om zijn schande.  Met het vuil van een mesthoop is een luiaard te vergelijken: iedereen die het aanraakt slaat het van zijn hand af. 

Ontaarde kinderen
Het is een schande voor een vader een onbeheerste zoon te hebben verwekt, en een dochter die zo is wordt een schadepost.  Een verstandige dochter krijgt een man die bij haar past, maar een dochter die schande brengt is een verdriet voor haar vader.  Een brutale vrouw brengt schande over haar vader en over haar man en zij wordt door beiden veracht.  Als feestmuziek bij rouw is een verhaal op het verkeerde moment, maar geselslagen en opvoeding getuigen op elk moment van wijsheid. 

Hoed je voor de dwaas
Wie een dwaas onderwijst is als iemand die scherven aaneenlijmt of die een slaper wekt uit een diepe slaap.  Redeneren tegen een dwaas is als redeneren tegen iemand die maar knikkebolt en ten slotte vraagt: `Wat is er? '  Ween om een dode, want hij is verstoken van licht, en ween om een dwaas, want hij is verstoken van verstand. Ween zachter om een dode, want hij heeft rust gevonden, maar het leven van de dwaas is erger dan de dood.  De rouw over een dode duurt zeven dagen, maar die om een dwaas en een goddeloze duurt al de dagen van zijn leven.  Spreek niet te veel met een dwaas en ga niet naar een onverstandig man. Pas op voor hem, om moeilijkheden te vermijden, dan word je zeker niet bevuild door wat hij van zich afschudt. Ontwijk hem en je zult rust vinden en je zult geen last hebben van zijn dwaasheid.  Wat is zwaarder dan lood en hoe heet dat zwaardere anders dan `dwaze mens'?  Zand, zout en een klomp ijzer zijn lichter te dragen dan een onverstandig mens.  Een houten gebinte dat in een gebouw is vastgezet wordt bij een aardbeving niet ontwricht: zo raakt een hart dat steunt op een weldoordacht besluit op het beslissend ogenblik niet ontzet.  Een hart dat op verstandig overleg vertrouwt is als fraai pleisterwerk op een gepolijste muur.  Steentjes die op een hoge plek liggen zijn niet bestand tegen de wind. Zo zal een besluiteloos hart dat op een dwaas besluit steunt tegen geen enkele angst bestand zijn. 

Over de vriendschap
"Wie het oog raakt laat tranen vloeien; wie het hart raakt verdrijft de vriendschap."  Wie een steen naar vogels gooit jaagt ze weg, wie een vriend bespot, maakt een einde aan de vriendschap.  Als jij het zwaard tegen een vriend hebt getrokken, wanhoop dan niet, want er is nog een weg terug.  Als jij tegen een vriend een grote mond hebt opgezet, maak je dan geen zorgen, want er is nog verzoening mogelijk. Maar spot en hooghartigheid, het verraden van een geheim en slinkse streken: daarvoor gaan alle vrienden op de loop.  Verwerf het vertrouwen van je naaste als hij arm is: dan zul je ook volop delen in zijn voorspoed. Blijf bij hem in tijden van nood: dan zul je delen in zijn erfenis.  Voordat er vuur komt geeft de oven walm en rook: zo vallen er scheldwoorden voordat er bloed vloeit.  Ik zal mij er niet voor schamen een vriend te beschermen en ik zal mij niet verbergen als hij komt.  En als mij door hem iets kwaads gebeurt, zal ieder die het hoort voor hem oppassen. 

Heer, bescherm mij
Wie zet een wacht voor mijn mond en legt een zegel van behoedzaamheid op mijn lippen, zodat ik niet val en mijn tong mij niet vernietigt? 


23 Heer, bescherm mij
Heer, Vader en meester van mijn leven, laat mij niet over aan het beleid van mijn lippen en sta niet toe dat ik door hen ten val kom.  Wie legt een zweep klaar om mijn denken te slaan, en de roede van de wijsheid om mijn hart te tuchtigen? Dan zal die zweep mij niet sparen als ik domheden bega, en zal die roede nooit de fouten van mijn lippen ongestraft laten.  "Dan zullen mijn dwaasheden niet toenemen en mijn zonden niet talrijker worden; dan zal ik niet ten val komen onder het oog van mijn tegenstanders en zal mijn vijand zich niet over mij verheugen."  Heer, Vader en God van mijn leven, bescherm mij tegen hoogmoedige ogen  "en wend de begerigheid van mij af;"  laten gulzigheid en wellust mij niet in hun greep krijgen en lever mij niet over aan schaamteloze hartstocht. 

Zweer niet onbezonnen
Hoor, kinderen, hoe de mond opgevoed wordt: wie zich daaraan houdt, raakt niet verstrikt.  De zondaar wordt het slachtoffer van zijn eigen lippen, de lasteraar en de hoogmoedige komen erdoor ten val.  Wen je mond niet aan eden en wen er zelf niet aan de naam van de Heilige te noemen.  Want zoals een slaaf die men voortdurend in het oog houdt de striemen niet bespaard blijven, zo zal ook hij die altijd maar zweert en de heilige naam noemt niet vrij blijven van zonde.  "De man die veel zweert overlaadt zich met ongerechtigheid: de gesel zal niet wijken van zijn huis. Als hij zijn eed niet houdt, drukt zijn zonde op hem; als hij hem niet op waarde inschat, zondigt hij dubbel, en als hij zonder reden zweert, wordt hij niet gerechtvaardigd: zijn huis zal met rampen overladen worden. " 

Gedraag je waardig
Er is een manier van spreken waar de dood op staat: laat die in Jakobs erfdeel niet gevonden worden, want de vrome mensen mogen zich met dat alles niet inlaten en zij mogen zich niet in zonden wentelen.  Wen je mond niet aan vunzige platheden, want dan zondig je door je woorden.  "Denk aan je vader en je moeder als je te midden van de notabelen vertoeft; je moet ze in hun aanwezigheid niet vergeten en onder invloed van die omgang geen dwaas worden, zodat je zou wensen niet verwekt te zijn en de dag van je geboorte vervloekt."  Iemand die gewoon is schampere taal te gebruiken wordt zijn leven lang geen beschaafd mens.  Twee soorten mensen beladen zich met zonde en een derde soort roept de toorn op. Brandende begeerte is als een laaiend vuur: zij wordt niet geblust voordat zij is opgebrand. Een ontuchtig mens zal niet met zijn lichaam ophouden totdat het vuur hem verteert.  Een persoon die ontucht begaat vindt alle brood lekker: hij zal niet ophouden tot hij doodgaat.  De man die overspel pleegt zegt bij zichzelf: `Wie ziet mij? Het is donker om mij heen, de muren houden mij verborgen en niemand ziet mij. Waarvoor zou ik bang zijn? De Allerhoogste zal mijn zonden vergeten!'  Wat hij vreest zijn de ogen van de mensen en hij beseft niet dat de ogen van de Heer tienduizend maal zo helder zijn als de zon: zij zien alle wegen van de mensen en dringen tot in verborgen hoeken door.  Alles was Hem bekend voordat het werd geschapen en het blijft Hem bekend nadat het is voltooid.  Zo iemand wordt in de straten van de stad gestraft en gegrepen waar hij er niet op berekend is.  Zo ook de vrouw die haar man ontrouw is en hem een erfgenaam bezorgt van een vreemde.  "Ten eerste is zij ongehoorzaam geweest aan de Wet van de Allerhoogste; ten tweede heeft zij zich misdragen tegenover haar man; ten derde heeft zij ontucht en echtbreuk gepleegd en haar man kinderen bezorgd die door een vreemde verwekt zijn."  Zo'n vrouw zal voor de vergadering gebracht worden en over haar kinderen zal leed komen.  Haar kinderen zullen geen wortel schieten en haar takken zullen geen vrucht dragen.  Haar nagedachtenis zal een vloek zijn en haar schande zal niet worden uitgewist.  Zij die achterblijven zullen inzien dat niets beter is dan de vrees voor de Heer en dat niets zoeter is dan het onderhouden van de geboden van de Heer. 



Pagina terugPagina terug Het opgevraagde tekstgedeelte beslaat meerdere hoofdstukken.
Pagina van 51
Geschrift toevoegen ter vergelijking:
Pagina verderPagina verder